Muziekonderwijs

De muziekdocent stimuleert de leerlingen in hun muzikale ontwikkeling. Dit
gebeurt aan de hand van een ontwikkeling binnen de volgende zes muzikale
domeinen:
● Toonhoogte: vaardigheid in het zingen en herkennen van verschillen in toonhoogtes.
● Ritme: vaardigheid in het uitvoeren en herkennen van verschillende ritmes.
● Tactus: het aanvoelen van de doorgaande ‘hartslag’ in de muziek.
● Coördinatie: vaardigheid in het bewegen tijdens het musiceren.
● Improvisatie/compositie: zelf ritmes, melodieën, teksten, bewegingen bedenken.
● Notatie: kennismaking met het notenschrift.

De muzieklessen worden structureel gegeven. In de onderbouw is dat wekelijks een half uur, in de middenbouw wekelijks drie kwartier.

In de onderbouw ligt de nadruk op het doen en ervaren. In de praktijk betekent dit dat er zoveel mogelijk gezongen, geklapt en bewogen wordt. De kinderen ervaren de verschillende aspecten in de muziek, maar er wordt geen nadruk gelegd op het benoemen daarvan. Instrumenten die we gebruiken zijn claves en schudeitjes.

Ook in de middenbouw wordt er zoveel mogelijk gemusiceerd. Er wordt wel een wat groter beroep gedaan op het inzicht. Zo maken we bijvoorbeeld de kinderen bewust van de vorm van een lied: wat is een couplet, wat is een refrein? Ook muzieknotatie, bijvoorbeeld het lezen en uitvoeren van ritmische notatie komt meer aan bod. Er worden instrumenten als boomwhackers en klankstaven gebruikt.

Kinderen die op muziekles zitten worden gestimuleerd hun instrument een keer mee te nemen.

Voor alles geldt: plezier in muziek maken staat voorop!